De wet bepaalt dat wettelijke vakantiedagen vervallen per 1 juli volgend op het jaar waarin die dagen zijn opgebouwd (uitzonderingsgevallen daargelaten) en bovenwettelijke vakantiedagen 5 jaar na het jaar waarin die dagen zijn opgebouwd.
Mooi toch dat de wet duidelijk en eenvoudig kan zijn, zou je kunnen denken. Maar (ook) hier ligt het complexer dan de wet doet vermoeden.
Het Europees Hof van Justitie heeft een aantal jaren geleden geoordeeld dat het recht op betaalde vakantie een “bijzonder belangrijk beginsel sociaal recht” is van de werknemer. Vakantierechten dienen er toe de werknemer de gelegenheid te geven uit te rusten van het werk en gedurende een bepaalde tijd ontspanning en vrije tijd te hebben. Hiermee verhoudt zich niet dat vakantierechten automatisch vervallen. Een werknemer, als zwakkere partij in de arbeidsverhouding, durft wellicht zijn vakantiedagen niet daadwerkelijk op te nemen waardoor zijn vakantierechten vervallen/verjaren. In verband hiermee heeft de werkgever een zorg- en informatieplicht: de werkgever dient de werknemer er (tijdig) toe aan te zetten vakantiedagen op te nemen en hem te informeren dat bij het niet opnemen van de vakantiedagen de dagen vervallen/verjaren. Pas indien een werkgever kan bewijzen dat hij de werknemer (tijdig) op de hoogte heeft gesteld dat vakantiedagen gaan vervallen of verjaren en de werknemer desalniettemin de dagen niet opneemt, kan de werkgever met recht een beroep doen op de verjarings- of vervaltermijn.
Een werkgever werd recent met het vorenstaande geconfronteerd in een procedure waarin het aanvankelijk over meer ging dan alleen de uitbetaling van het loon over niet genoten vakantiedagen, maar waarin over dat loon over niet genoten vakantiedagen door geprocedeerd werd tot de hoge raad.
De werkgever kon niet aantonen dat hij aan zijn zorg- en informatieverplichting voldaan had (aanzetten de dagen op te nemen en informeren over verval/verjaring) en kon alsnog de sinds 2014 opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen uitbetalen: maar liefst 186,5 dagen, of te wel ongeveer 3/4e jaarsalaris (meer dan het dubbele van de transitievergoeding waarover het bij de kantonrechter ook ging).
Werkgevers doen er dus verstandig aan de vakantiesaldi van hun werknemers in de gaten te houden en tijdig actie te ondernemen om vervelende verrassingen bij einde dienstverband te voorkomen.
mr M.P. Poelman, specialist arbeidsrecht
Westpoint advocaten | mediators
poelman@westpointadvocaten.nl