menu
Search

Gedreven MKB advocaten

 

Nieuwsarchief

Servicekosten onder de loep genomen

In het gelijknamige artikel in het Tijdschrift Huurrecht in Praktijk nummer 2 april 2017, nummer 47, wordt door mr M. Roels, mr P.E.A.M. Gerritse en S. van Bree LLB ingegaan op de problematiek die speelt rondom de verjaring van servicekosten. Hier volgt een verkorte weergave van wat in voornoemd artikel aan bod komt.

Wat onder servicekosten voor woonruimte moet worden verstaan is geregeld in artikel 7:237 BW, het Besluit Servicekosten en het Beleidsboek nutsvoorzieningen en servicekosten van de Huurcommissie. Wat betreft servicekosten voor bedrijfsruimten is er in de Wet geen specifieke regeling opgenomen.

De vordering tot (bij)betaling op al betaalde voorschotten kent op grond van artikel 3:308 BW een verjaringstermijn van vijf jaar. Zijn de ROZ Algemene bepalingen van toepassing op de huurovereenkomst dan begint de verjaringstermijn te lopen op het moment dat de eindafrekening servicekosten aan de huurder is verstrekt, zijn deze niet van toepassing dan valt het onder het verjaringsregime van artikel 3:308 BW, wat inhoudt dat de verjaringstermijn begint te lopen op het moment van aangaan van de huurovereenkomst. Voor servicekosten bij de huur van kantoorruimten zijn de verjaringstermijnen uit het BW van toepassing op grond van artikel 18.4 ROZ Algemene bepalingen. Voor bedrijfsruimten bepalen de ROZ Algemene bepalingen tot op heden nog geen moment van opeisbaarheid.

Deze complexe en uiteenlopende regelingen zorgen in de praktijk voor veel onduidelijkheid. Er bestaat vaak onduidelijkheid omtrent het moment van opeisbaarheid van de vordering.

Om deze onduidelijkheid te verkleinen en de rechtszekerheid van de huurder te vergroten lijkt het noodzakelijk sancties in te roepen voor de verhuurder indien deze de eindafrekening niet (tijdig) verstrekt. De aansporingstermijn uit artikel 7:259 lid 2 BW zou een vervaltermijn kunnen worden. Buiten Boek 6 BW zijn er geen specifieke regels met betrekking tot de opeisbaarheid van de vordering met betrekking tot servicekosten en alleen een gang naar de Huurcommissie is wettelijk gewaarborgd voor de huurder. Voor huurders van bedrijfsruimten is de rechtsonzekerheid nog groter. Hiertoe zou ook een bepaling omtrent de opeisbaarheid van de servicekosten in de ROZ Algemene bepalingen moeten worden opgenomen.

Voor meer informatie:
Gerritse Poelman advocaten
mr. M. Roels
(roels@westpointadvocaten.nl)