In onze Nederlandse rechtstaat geldt het uitgangspunt dat iedereen geacht wordt de wet te kennen.
Dat is op zich logisch, omdat anders iemand die ervan verdacht wordt de wet te hebben overtreden daar onderuit kan komen door aan te geven dat hij (of zij) niet wist dat hetgeen hij (of zij) heeft gedaan strafbaar is.
Soms is een dergelijk “verweer” (“ik wist niet dat het niet mocht”) overigens niet heel geloofwaardig. Iedere automobilist weet bijvoorbeeld dat je niet te hard mag rijden.
TIP 1: als je als automobilist te hard rijdt (en deze tip is daartoe zeker geen aansporing!), zorg er dan voor dat je in ieder geval niet harder dan 30 kilometer per uur te hard rijdt. Tot en met 30 kilometer te hard wordt namelijk nog administratiefrechtelijk afgedaan (met een boete), daarboven is sprake van een strafrechtelijke overtreding en afdoening, hetgeen ook consequenties kan hebben voor je rijbewijs.
TIP 2: als je harder dan 30 kilometer te hard rijdt, zorg er dan in ieder geval voor dat het niet harder dan 50 kilometer te hard is, omdat dan je rijbewijs meteen kan worden ingevorderd en ingehouden, in afwachting van de zitting in de strafzaak. In zo’n situatie kun je overigens wel een klaagschrift bij de rechtbank indienen, maar zelfs als de rechtbank dan besluit dat je je rijbewijs -voorlopig- terugkrijgt, ben je het rijbewijs al wel een aantal weken kwijt geweest. (En als je rijdt terwijl je rijbewijs is ingenomen, staat daar normaal gesproken 2 weken gevangenisstraf op).
Zo weet iedere automobilist ook dat je niet door rood licht mag rijden.
Dat geldt ook voor mij, maar uit (letterlijk) eigen praktijk wil ik u het volgende niet onthouden.
Ik werd onaangenaam verrast door een envelop van het CJIB, met als inhoud een verkeersboete/beschikking voor het door rood licht rijden, € 280,00. Ik was mij oprecht niet bewust van het feit dat ik dat gedaan had en om die reden heb ik dan ook beroep bij de officier van justitie (het CVOM) ingesteld, binnen de geldende termijn van 6 weken, met het verzoek mij het dossier en bewijs toe te sturen.
In plaats van het gevraagde bewijs kreeg ik een beslissing van de officier van justitie dat ik niet-ontvankelijk was omdat het beroep te laat was ingesteld.
Die beslissing was apert onjuist en om die reden ben ik vervolgens in beroep gegaan bij de kantonrechter.
Vervolgens kreeg ik, voor de zitting, (wel) het gevraagde dossier, waaruit duidelijk bleek dat ik inderdaad door rood licht was gereden, maar waaruit ook bleek dat ik wel op tijd beroep bij de officier van justitie had ingesteld.
Ter zitting heb ik aangegeven dat de niet-ontvankelijkverklaring onterecht was en heb ik ook aangegeven dat de boete wel terecht was. Maar ook dat deze hele procedure en de door mij gemaakte kosten onnodig waren geweest als de officier van justitie óf mij meteen het dossier/bewijs had toegestuurd, óf het beroep op juiste gronden had afgewezen. Nu dat niet was gebeurd, zou de officier van justitie in mijn proceskosten moeten worden veroordeeld, zijnde standaardbedragen. En aldus geschiede: € 650,00 werd toegekend.
En daarmee is de titel van deze column verklaard: soms is recht krom. Ik moest een boete betalen van
€ 280,00, maar kreeg toch een vergoeding van € 650,00 toegekend. Per saldo leverde het door rood rijden mij dus € 370,00 op.
Hetgeen overigens niet wil zeggen dat ik nu vaker door rood rijd: ik kijk wel (beter) uit.
Wilt u meer weten over dit onderwerp? Dan kunt u vrijblijvend contact opnemen met mr G.J.P.M. Mooren via mooren@westpointadvocaten.nl