Dat een slachtoffer in een strafproces een verzoek tot schadevergoeding kan indienen, is inmiddels een bekend gegeven. Minder bekend is dat op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering de strafrechter of, bij een OM-strafbeschikking, het Openbaar Ministerie aan de veroordeelde een maatregel kan opleggen, die inhoudt dat hij of zij een schadevergoeding aan de Staat moet betalen, ten behoeve van het slachtoffer.
Deze zogeheten schadevergoedingsmaatregel wordt vaak in één adem genoemd met de vordering benadeelde partij, maar het gaat hier om twee verschillende rechtsfiguren. Ieder met een eigen wettelijke grondslag. De vordering benadeelde partij is een civielrechtelijke vordering binnen het strafproces, waarbij het slachtoffer zelf het initiatief moet nemen om schadevergoeding te vorderen. De schadevergoedingsmaatregel daarentegen is een zelfstandige strafrechtelijke sanctie met civielrechtelijk effect, die de rechter ook ambtshalve – dus zonder nadrukkelijk verzoek van het slachtoffer – kan opleggen. Dit is van belang voor minder mondige of kwetsbare slachtoffers die bijvoorbeeld zelf geen vordering (kunnen) indienen, maar wel recht hebben op een immateriële schadevergoeding. Onder immateriële schade valt het psychisch of emotioneel leed zoals bijvoorbeeld angstklachten, verdriet of traumatische ervaringen.
De maatregel kan alleen worden opgelegd als de verdachte civielrechtelijk aansprakelijk is voor de schade. Indien de strafrechter oordeelt dat er wettig en overtuigend bewijs is voor het bewezenverklaarde feit, dan is aan deze voorwaarde voldaan.
Bij toekenning van de schadevergoeding keert de Staat het bedrag uit als voorschot aan het slachtoffer, wanneer de veroordeelde niet binnen acht maanden na het onherroepelijk worden van de uitspraak aan zijn betalingsverplichting voldoet. Deze regeling is in het leven geroepen om te voorkomen dat slachtoffers en nabestaanden jarenlang in onzekerheid blijven of voortdurend geconfronteerd worden met de dader in het kader van het opeisen van hun schadevergoeding.
De uitvoering van de schadevergoedingsmaatregel ligt bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) die streng toeziet op nakoming van de betalingsverplichting. Indien de veroordeelde in gebreke blijft, kan het CJIB dwangmiddelen inzetten, waaronder gijzeling, om betaling af te dwingen.
Hoewel de rechter de maatregel ambtshalve kan opleggen – zoals eerder benoemd – blijkt in de praktijk dat dit zelden gebeurt zonder een duidelijke en goed onderbouwde vordering. Daarom is het van belang dat slachtoffers worden bijgestaan door een gespecialiseerde slachtofferadvocaat. Zo wordt niet alleen de verantwoordelijkheidszin van de dader versterkt, maar krijgt het slachtoffer waar het ook recht op heeft: genoegdoening en financiële erkenning voor het aangedane leed.
M.N.A.J. Verbunt
Advocaat